Functies in Tableau en hoe je ze kunt gebruiken



Dit Edureka-blog is je complete woordenboek van de 'Functies in Tableau' waarin verschillende categorieën functies worden behandeld en hoe je ze op Tableau Desktop kunt gebruiken.

Schoolbord is een tool die niet alleen bedoeld is voor mooie grafieken. Functies in tabel is cruciaal voor een optimale gegevensweergave en daarom is het een belangrijk concept in alles .

Gelukkig heeft deze tool verschillende categorieën ingebouwde functies die u rechtstreeks op uw geüploade gegevens kunt toepassen. Als je het hebt gebruikt MS Excel of , zouden deze u redelijk bekend moeten voorkomen.





Hieronder volgen de verschillende categorieën functies die we in deze blog zullen bespreken.

Nummerfuncties

Met deze ingebouwde functies in Tableau kun je berekeningen uitvoeren op de datawaarden in je velden. Getalfuncties kunnen alleen worden gebruikt met velden die numerieke waarden bevatten. Hieronder volgen de verschillende nummerfuncties in Tableau



hoe je dubbel naar integer converteert in java

1. ABS

Deze functie returneert de absolute waarde van het gegeven getal.

Syntaxis

ABS (nummer)



ABS (-4) = 4

2. ACOS

Deze functie returneert de cosinusboog van het gegeven getal in Radialen.

Syntaxis

ACOS (getal)

ACOS (-1) = 3.14159265358979

3. ASIN

Deze functie returneert de boogsinus van het opgegeven getal in Radialen.

Syntaxis

ASIN (nummer)

ASIN (1) = 1.5707963267949

4. ATAN

Deze functie returns de boogtangens van het opgegeven getal in Radialen.

Syntaxis

ATAN (nummer)

ATAN (180) = 1,5652408283942

5. PLAFOND

Deze functie rretourneert het opgegeven getal afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal van gelijke of hogere waarde.

Syntaxis

PLAFOND (nummer)

PLAFOND (3.1415) = 4

6. COS

Deze functie returns de cosinus van de gegeven hoek gespecificeerd in Radialen.

Syntaxis

COS (nummer)

COS (PI () / 4) = 0,707106781186548

7. COT

Deze functie returns de cotangens van de gegeven hoek gespecificeerd in Radialen.

Syntaxis

COT (nummer)

CO1 (PI () / 4) = 1

8. GRADEN

Deze functie returns de waarde van de gegeven hoek in graden.

Syntaxis

GRADEN (getal)

GRADEN (PI () / 4) = 45

9. DIV

Deze functie returneert de gehele waarde van het quotiënt, gegeven het dividend en de deler.

Syntaxis

DIV (geheel getal1, geheel getal2)

DIV (11,2) = 5

10. EXP

Deze functie returneert de waarde van e verheven tot de macht van het opgegeven getal.

Syntaxis

EXP (nummer)

EXP (2) = 7.389
EXP (- [groeisnelheid] * [tijd])

11. VLOER

Deze functie rretourneert het opgegeven getal afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal van gelijke of lagere waarde.

Syntaxis

VERDIEPING (nummer)

VLOER (6.1415) = 6

12. HEXBIN X, Y

HEXBINX en HEXBINY zijn binning- en plotfuncties voor hexagonale bakken.Deze functieWijst een x, y-coördinaat toe aan de x-coördinaat van de dichtstbijzijnde hexagonale bak. De bakken hebben zijde 1 lengte, dus de invoer moet mogelijk op de juiste manier worden geschaald.

Syntaxis

HEXBINX (getal; getal)

HEXBINX ([Lengtegraad], [Breedtegraad])

13. LN

Deze functie rdraait de natuurlijke log van het opgegeven getal om.

Syntaxis

LN (nummer)

LN (1) = 0

14. LOGBOEK

Deze functie rdraait het logboek om met grondtal 10 van het opgegeven getal.

Syntaxis

LOG (nummer, [basis])

LOG (1) = 0

15. MAX

Deze functie returns het maximum van de doorgegeven argumenten.

Syntaxis

MAX (getal, getal)

MAX (4,7)= 7
MAX (verkoop, winst)

16. MIN

Deze functie rretourneert het minimum van de doorgegeven argumenten.

Syntaxis

MIN (getal, getal)

MIN (4,7)= 4
MIN (verkoop, winst)

17. PI

Deze functie returns de waarde van Pi.

Syntaxis

PI () = 3,142

18. KRACHT

Deze functie returneert de waarde van het eerste argument verheven tot de macht van het tweede argument.

Syntaxis

POWER (getal, vermogen)

VERMOGEN (2,10)= 1024

19. RADIALEN

Deze functie returneert de waarde van de gegeven hoek in Radialen.

Syntaxis

RADIALEN (getal)

RADIALEN (45) = 0,785397

20. ROND

Deze functie rretourneert het opgegeven getal afgerond op het opgegeven aantal decimalen.

Syntaxis

RONDE (getal, [decimaal])

RONDE ([winst])

21. TEKEN

Deze functie returneert het teken van een bepaald getal.

Syntaxis

TEKEN (nummer)

TEKEN (AVG (winst)) = -1

22. ZONDE

Deze functie returns de sinus van de gegeven hoek gespecificeerd in Radialen.

Syntaxis

SIN (getal)

SIN (PI () / 4) = 0,707106781186548

23. SQRT

Deze functie rdraait de vierkantswortel van het opgegeven getal om.

Syntaxis

SQRT (getal)

SQRT (25) = 5

24. VIERKANT

Deze functie rdraait het kwadraat van het opgegeven getal om.

Syntaxis

VIERKANT (getal)

VIERKANT (5) = 25

25. SO

Deze functie returns de tangens van de gegeven hoek gespecificeerd in Radialen.

Syntaxis

TAN (nummer)

TAN (PI () / 4) = 1

String-functies

Met deze ingebouwde functies in Tableau kun je stringgegevens manipuleren. Met deze functies kunt u bijvoorbeeld alle achternamen van al uw klanten naar een nieuw veld halen. Hieronder volgen de verschillende String-functies in Tableau

1. ASCII

Deze functie returns de ASCII-code voor het eerste teken van de genoemde string.

Syntaxis

ASCII (tekenreeks)

ASCII ('A') = 65

2. CHAR

Deze functie rdraait het teken om dat wordt vertegenwoordigd door de ASCII-code.

Syntaxis

CHAR (ASCII-code)

CHAR (65) = 'A'

3. BEVAT

Als de string de genoemde substring bevat, is deze functie returns waar.

Syntaxis

CONTAINS (tekenreeks, substring)

BEVAT ('Edureka', 'reka') = waar

4. EINDIGT

Gegeven de string eindigt met de genoemde substring, deze functie returns waar.

Syntaxis

ENDSWITH (string, substring)

ENDSWITH ('Edureka', 'reka') = waar

5. VINDEN

Als de string de genoemde substring bevat, is deze functie rdraait de indexpositie van de subtekenreeks in de tekenreeks om, anders 0. Als het optionele argument start wordt toegevoegd, negeert de functie alle instanties van de subtekenreeks die vóór het begin van de indexpositie verschijnt.

Syntaxis

FIND (string, substring, [start])

FIND ('Edureka', 'reka') = 4

6. VINDING

Als de string de genoemde substring bevat, is deze functie rdraait de indexpositie van het n-de voorkomen van de deelstring in de tekenreeks om.

Syntaxis

FINDNTH (tekenreeks, subtekenreeks, voorkomen)

FIND ('Edureka', 'e', 2) = 5

7. LINKS

Deze functie returns het meest linkse aantal tekens in de opgegeven string.

Syntaxis

LEFT (tekenreeks, getal)

LEFT ('Edureka', 3) = 'Edu'

8. LEN

Deze functie returns de lengte van de opgegeven string.

Syntaxis

LEN (string)

LEN ('Edureka') = 7

9. LAGER

Deze functie rdraait de gehele gegeven string om in kleine letters.

Syntaxis

LAGER (string)

LAGER ('Edureka') = edureka

10. LTRIM

Deze functie rdraait de gegeven string om zonder enige voorafgaande spatie.

Syntaxis

LTRIM (tekenreeks)

LTRIM ('Edureka') = 'Edureka'

11. MAX

Deze functie returns het maximum van de twee doorgegeven string-argumenten.

Syntaxis

MAX (a, b)

MAX ('Apple', 'Banana') = 'Banaan'

12. MID

Deze functie rdraait de gegeven string om vanaf de indexpositie van start.

Syntaxis

MID (tekenreeks, begin, [lengte])

MID ('Edureka', 3) = 'rivier'

13. MIN

Deze functie returns het minimum van de twee doorgegeven string-argumenten.

Syntaxis

MIN (a, b)

MIN ('Apple', 'Banana') = 'Appel'

14. VERVANG

Deze functie sluistert naar de gegeven snaarvoor de substringen vervangt het door de vervanger.

Syntaxis

REPLACE (string, substring, vervanging)

REPLACE ('Version8.5', '8.5', '9.0') = 'Versie9.0'

15. RECHTS

Deze functie rdraait het meest rechtse aantal tekens in de opgegeven tekenreeks om.

Syntaxis

RIGHT (tekenreeks, nummer)

RIGHT ('Edureka', 3) = 'eka'

16. RTRIM

Deze functie rdraait de gegeven string om zonder een volgende spatie.

Syntaxis

RTRIM (tekenreeks)

RTRIM ('Edureka') = 'Edureka'

17. RUIMTE

Deze functie returns een string bestaande uit een gespecificeerd aantal spaties.

Syntaxis

RUIMTE (nummer)

SPACE (1) = ''

18. SPLIT

Deze functie rverandert een substring uit een string, met behulp van een scheidingsteken om de string in een reeks tokens te verdelen.

Syntaxis

SPLIT (tekenreeks, scheidingsteken, tokennummer)

SPLIT (‘a-b-c-d’, ‘-‘, 2) = ‘b’
SPLIT (‘a | b | c | d’, ‘|‘, -2) = ‘c’

19. BEGINT MET

Gegeven de string begint met de genoemde substring, deze functie returns waar.

Syntaxis

STARTSWITH (string, substring)

STARTSWITH ('Edureka', 'Edu') = waar

20. TRIM

Deze functie returns de gegeven string zonder voorafgaande of volgende spatie.

Syntaxis

TRIM (tekenreeks)

TRIM ('Edureka') = 'Edureka'

21. BOVEN

Deze functie rdraait de hele gegeven string om in hoofdletters.

Syntaxis

UPPER (tekenreeks)

UPPER ('Edureka') = EDUREKA

Datumfuncties

Met deze ingebouwde functies in Tableau kun je datums in je gegevensbron zoals jaar, maand, datum, dag en / of tijd manipuleren. Hieronder volgen de verschillende datumfuncties in Tableau

1. DATUM TOEVOEGEN

Deze functie returneert de opgegeven datum met het opgegeven getalintervaltoegevoegd aan het opgegeven date_partvan genoemde datum.

Syntaxis

DATEADD (datum_deel, interval, datum)

DATUMADD ('maand', 3, # 2019-09-17 #) = 2019-12-17 12:00:00 AM

2. DATEDIFF

Deze functie returns het verschil tussen beide datums uitgedrukt in eenheden van het datumgedeelte. Het begin van de week kan worden aangepast aan de dag die een gebruiker nodig heeft.

Syntaxis

DATEDIFF (datum_deel, datum1, datum2, [start_van_week])

DATEDATEDIFF ('week', # 2019-12-15 #, # 2019-12-17 #, 'maandag') = 1

3. GEGEVENSNAAM

Deze functie returneert het datumgedeelte van de datum in tekenreeksvorm.

Syntaxis

DATENAME (datum_deel, datum, [start_van_week])

DATENAME ('maand', # 2019-12-17 #) = december

4. DATEPART

Deze functie retourneert dedatumgedeelte van de datum in de vorm van een geheel getal.

Syntaxis

DATEPART (datum_deel, datum, [start_van_week])

DATEPART ('maand', # 2019-12-17 #) = 12

5. DATETRUNC

Deze functie retourneert deafgekapte vorm van de gespecificeerde datum met de nauwkeurigheid gespecificeerd door datumdeel. U krijgt in feite een nieuwe datum teruggestuurd via deze functie.

Syntaxis

DATETRUNC (datum_deel, datum, [start_van_week])

DATETRUNC ('kwartaal', # 2019-12-17 #) = 2019-07-01 00:00:00 uur
DATETRUNC ('maand', # 2019-12-17 #) = 2019-12-01 12:00:00 AM

6. DAG

Deze functie retourneert de dag van de opgegeven datum in de vorm van een geheel getal.

Syntaxis

Dag datum)

DAG (# 2019-12-17 #) = 17

7. ISDATE

Gegeven dat een string een geldige datum is, geeft deze functie true terug.

Syntaxis

ISDATE (tekenreeks)

ISDATE (17 december 2019) = waar

8. MAKEDATE

Deze functie retourneert de datumwaarde opgebouwd uit het opgegeven jaar, maand en datum.

Syntaxis

MAKEDATE (jaar, maand, dag)

MAKEDATE (2019, 12, 17) = #17 december 2019 #

9. MAKEDATETIME

Deze functie retourneert de datum en tijdwaarden opgebouwd uit het opgegeven jaar, maand en datum en het uur, minuut en seconde.

Syntaxis

MAKEDATETIME (datum, tijd)

MAKEDATETIME ('2019-12-17', # 11:28: 28 PM#) = # 12/17/2019 23:28:28 #
MAKEDATETIME ([Datum], [Tijd]) = # 17/12/2019 23:28:28 #

10. MAKETIME

Deze functie geeft de tijd terugwaarde opgebouwd uit het opgegeven uur, minuut en seconde.

Syntaxis

MAKETIME (uur, minuut, seconde)

MAKETIME (11, 28, 28) = # 11:28: 28 #

11. MAAND

Deze functie retourneert de maand van de opgegeven datum in de vorm van een geheel getal.

Syntaxis

Maand datum)

MAAND (# 2019-12-17 #) = 12

12. NU

Deze functie retourneert de huidige datum en tijd.

Syntaxis

NU()

NU () = 17-12-201923:28:28 uur

13. VANDAAG

Deze functie retourneert de huidige datum.

Syntaxis

VANDAAG()

VANDAAG () = 2019-12-17

14. JAAR

Deze functie retourneert het jaar van de opgegeven datum in de vorm van een geheel getal.

Syntaxis

JAAR (Datum)

JAAR (# 2019-12-17 #) = 2019

Type conversiefuncties

Met deze ingebouwde functies in Tableau kun je velden van het ene gegevenstype naar het andere converteren, je kunt bijvoorbeeld getallen naar strings converteren om aggregatie door Tableau te voorkomen of in te schakelen. Hieronder volgen de verschillende typeconversiefuncties in Tableau

1. DATUM

Gegeven een getal, tekenreeks of datumexpressie, retourneert deze functie een datum.

Syntaxis

DATE (uitdrukking)

DATUM ([Begindatum werknemer])
DATUM ('17 december 2019') = #17 december 2019 #
DATUM (# 2019-12-17 14: 52 #) = # 2019-12-17 #

2. DATETIME

Gegeven een getal, tekenreeks of datumexpressie, retourneert deze functie een datum-tijd.

Syntaxis

DATETIME (uitdrukking)

DATETIME ('17 december 2019 07:59:00') = 17 december 2019 07:59:00

3. DATAPARSE

Gegeven een tekenreeks, retourneert deze functie een datum-tijd in de opgegeven indeling.

Syntaxis

DATEPARSE (formaat, tekenreeks)

DATEPARSE ('dd.MMMM.yyyy', '17 .December.2019 ') = #17 december 2019 #
DATEPARSE ('h'h' m'm 's's', '11h 5m 3s') = # 11: 05: 03 #

4. FLOAT

Deze functie wordt gebruikt om zijn argument als een drijvende-kommagetal te casten.

Syntaxis

FLOAT (uitdrukking)

FLOAT (3)=3.000
FLOAT ([salaris])

5. BINNEN

Deze functie wordt gebruikt om zijn argument als een geheel getal te casten.Voor bepaalde uitdrukkingen worden de resultaten ook afgekapt tot het dichtstbijzijnde gehele getal tot nul.

Syntaxis

INT (uitdrukking)

INT (8,0 / 3,0) = 2
INT (4,0 / 1,5) = 2
INT (-9,7) = -9

6. STRING

Deze functie wordt gebruikt om zijn argument als een string te casten.

Syntaxis

STR (uitdrukking)

STR ([Datum])

Geaggregeerde functies

Met deze ingebouwde functies in Tableau kun je de granulariteit van je gegevens samenvatten of wijzigen. Hieronder volgen de verschillende Aggregate-functies in Tableau

1. ATTR

Deze functie retourneert de waarde van de uitdrukking als deze één waarde heeft voor alle rijen, waarbij de NULL-waarden worden genegeerd, anders wordt een asterisk geretourneerd.

Syntaxis

ATTR (uitdrukking)

2. AVG

Deze functie retourneert het gemiddelde van alle waarden in een uitdrukking, waarbij de NULL-waarden worden genegeerd. AVG kan alleen met numerieke velden worden gebruikt.

Syntaxis

AVG (uitdrukking)

3. VERZAMELEN

Dit is een totale berekening die de waarden in het argumentveld combineert en de null-waarden negeert.

Syntaxis

COLLECT (ruimtelijk)

4. CORR

Deze berekening retourneert de Pearson-correlatiecoëfficiënt van twee uitdrukkingen.

De Pearson correlatie meet de lineaire relatie tussen twee variabelen. Resultaten variëren van -1 tot en met +1, waarbij 1 een exact positief lineair verband aangeeft, zoals wanneer een positieve verandering in de ene variabele een positieve verandering van de corresponderende grootte in de andere inhoudt, 0 geeft geen lineair verband aan tussen de variantie, en & minus1 is een exact negatieve relatie.

Syntaxis

CORR (uitdr1; uitdr2)

5. AANTAL

Dit is een functie die wordt gebruikt om het aantal items in een groep te retourneren, waarbij de NULL-waarden worden genegeerd. Dit betekent dat als er meerdere nummers van hetzelfde item zijn, deze functie het als afzonderlijke items telt en niet als één item.

Syntaxis

COUNT (uitdrukking)

6. AANTAL

Dit is een functie die wordt gebruikt om het unieke aantal items in een groep te retourneren, waarbij de NULL-waarden worden genegeerd. Dit betekent dat als er meerdere nummers van hetzelfde item zijn, deze functie het als één item telt.

Syntaxis

COUNTD (uitdrukking)

7. COVAR

Dit is een functie die de Voorbeeld Covariantie van twee uitdrukkingen.

De aard van twee variabelen die samen veranderen, kan worden gekwantificeerd met behulp van Covariantie . Een positieve covariantie geeft aan dat de variabelen de neiging hebben om in dezelfde richting te bewegen, zoals wanneer de waarde van de ene variabele groter wordt, de waarde van de andere dat ook. Sruime covariantie is de juiste keuze wanneer de gegevens een willekeurige steekproef zijn die wordt gebruikt om de covariantie voor een grotere populatie te schatten.

Syntaxis

COVAR (expr1, EXPR2)

8. COVARP

Dit is een functie die de Populatie Covariantie van twee uitdrukkingen.

Populatiecovariantie is de juiste keuze als er gegevens beschikbaar zijn voor alle items die van belang zijn voor de hele populatie, niet alleen voor een steekproef.

Syntaxis

COVARP (expr1; EXPR2)

9. MAX

Deze functie retourneert het maximum van een uitdrukking voor alle records, waarbij NULL-waarden worden genegeerd.

Syntaxis

MAX (uitdrukking)

10. MEDIAAN

Deze functie retourneert de mediaan van een uitdrukking voor alle records, waarbij NULL-waarden worden genegeerd.

Syntaxis

MEDIAN (uitdrukking)

11. MIN

Deze functie retourneert het minimum van een uitdrukking voor alle records, waarbij NULL-waarden worden genegeerd.

Syntaxis

MIN (uitdrukking)

12. PERCENTIEL

Deze functie retourneert de percentielwaarde van een bepaalde uitdrukking. Dit geretourneerde getal moet tussen 0 en 1 liggen, bijvoorbeeld 0,34, en moet een numerieke constante zijn.

Syntaxis

PERCENTIEL (uitdrukking, getal)

13. STDEV

Deze functie in Tableau retourneert de statistische Standaardafwijking van alle waarden in de gegeven uitdrukking op basis van een steekproef van de populatie.

Syntaxis

STDEV (uitdrukking)

14. STDEVP

Deze functie in Tableau retourneert de statistische Standaardafwijking van alle waarden in de gegeven uitdrukking op basis van de bevooroordeelde populatie.

Syntaxis

STDEVP (uitdrukking)

15. SOM

Deze functie in Tableau retourneert de som van alle waarden in de uitdrukking, waarbij de NULL-waarden worden genegeerd. SUM kan alleen worden gebruikt met numerieke velden.

Syntaxis

SUM (uitdrukking)

16. VAR

Gegeven een uitdrukking op basis van een steekproef van de populatie, retourneert deze functie de statistische variantie van alle waarden.

Syntaxis

VAR (uitdrukking)

17. WARP

Gegeven een uitdrukking op basis van de gehele populatie, retourneert deze functie de statistische variantie van alle waarden.

Syntaxis

VARP (uitdrukking)

Logische functies

Met deze ingebouwde functies in Tableau kun je bepalen of een bepaalde voorwaarde waar of onwaar is (Booleaanse logica). Hieronder volgen de verschillende logische functies in Tableau

1. EN

Deze functie voert logische AND (conjunctie) uit op twee uitdrukkingen. Om AND true te laten retourneren, moet aan beide opgegeven voorwaarden zijn voldaan.

Syntaxis

ALS EN DAN EINDE

ALS (ATTR ([Markt]) = 'Azië' EN SOM ([Verkoop])> [Drempelwaarde voor opkomende markten]) DAN 'Goed presterende'

2. GEVAL

Deze functie in Tableau voert logische tests uit en retourneert de juiste waarden, vergelijkbaar met SWITCH CASE in de meest voorkomende programmeertalen.

Wanneer een waarde overeenkomt met de voorwaarde die is opgegeven in de gegeven uitdrukking, retourneert CASE de bijbehorende retourwaarde. Als er geen overeenkomst wordt gevonden, wordt de standaard retouruitdrukking gebruikt. Als er geen standaardretour is en geen waarden overeenkomen, retourneert deze functie NULL.

CASE is vaak gemakkelijker te gebruiken dan IIF of IF THEN ANDERS.

Syntaxis

GEVALWANNEER DANWANNEER DAN ...ANDERSEINDE

CASE [Regio] ALS 'West' DAN 1 WANNEER 'Oost' DAN 2 ANDERS 3 EINDE

3. ANDERS & ALS, DAN

Deze functie in Tableau test een reeks invoerwaarden die de THEN-waarde retourneren voor de eerste expressie die aan je IF-voorwaarde voldoet.

Syntaxis

ALS DAN ANDERS EINDE

ALS [Winst]> 0 DAN 'Winst' ANDERS 'Verlies' EINDE

4. ELSEIF

Deze functie in Tableau test een reeks invoer die de THEN-waarde retourneert voor de eerste expressie die voldoet aan je ESLEIF-voorwaarde.

Syntaxis

ALS DAN[ANDERS DAN ...] ANDERSEINDE

ALS [Winst]> 0 DAN 'Winst'ELSEIF [winst] = 0 DAN 'Geen winst geen verlies'ANDERS EINDE 'Verlies'

5. EINDE

Deze functie beëindigt een uitdrukking.

Syntaxis

ALS DAN[ANDERS DAN ...] ANDERSEINDE

ALS [Winst]> 0 DAN 'Winst'ELSEIF [winst] = 0 DAN 'Geen winst geen verlies'ANDERS EINDE 'Verlies'

6. IFNULL

Deze Tableau-functie retourneert expr1 niet NULL, anders retourneert expr2.

Syntaxis

IFNULL (uitdr1; uitdr2)

IFNULL([Winst], 0)

7. IIF

Deze Tableau-functie ccontroleert of aan een voorwaarde is voldaan, retourneert een waarde indien WAAR, een andere indien ONWAAR, en een derde waarde of NULL indien onbekend.

Syntaxis

IIF(test dan, anders, [onbekend])

IIF ([Winst]> 0, 'Winst', 'Verlies', 0)

8. ISDATE

Deze functie ccontroleert of een gegeven tekenreeks een geldige datum is en zo ja, retourneert true.

Syntaxis

ISDATE (tekenreeks)

ISDATE ('2004-04-15') = Waar

9. ISNULL

Deze functie ccontroleert of een bepaalde uitdrukking geldige gegevens bevat en, zo ja, retourneert true.

Syntaxis

ISNULL (uitdrukking)

IS NIETS([Winst])

10. NIET

Deze functie voert logische NOT (negatie) uit op een gegeven uitdrukking.

Syntaxis

ALS NIET DAN EINDE

INDIEN NIET [Winst]> 0 DAN EINDE 'Geen winst'

11. OF

Deze functie voert logische OR (disjunctie) uit op twee uitdrukkingen. Om OR waar te geven, moet aan een van de twee opgegeven voorwaarden zijn voldaan.

Syntaxis

ALS OF DAN EINDE

ALS [winst]<0 OR [Profit] = 0 THEN 'Needs Improvement' END

12. WANNEER

Deze functie zoekt de eerste waarde die voldoet aan de voorwaarde in de gegeven uitdrukking en retourneert het bijbehorende rendement.

Syntaxis

GEVAL WANNEER ... [ANDERS] EINDE

CASE [RomanNumberals] WHEN 'I' THEN 1 WHEN 'II' THEN 2 ELSE 3 END

13. ZN

Deze functie in Tableau retourneert de gegeven uitdrukking als deze niet NULL is, anders retourneert nul.

Syntaxis

ZN (uitdrukking)

ZN ([winst])

Dit waren alle essentiële functies in Tableau om meer te weten te komen over Tableau en de verschillende bijbehorende concepten. deze afspeellijst .

Als je Tableau onder de knie wilt krijgen, heeft Edureka een gecureerde cursus waarin verschillende concepten van datavisualisatie diepgaand worden behandeld, waaronder voorwaardelijke opmaak, scripting, linkdiagrammen, dashboardintegratie, Tableau-integratie met R en meer.